SpieghelKIDS

Brieven uit een ver land

Brief 8

Goedemorgen, -middag of -avond,

Lig jij weleens wakker ’s nachts? Is niet best, want ’s nachts hoor je te slapen. Ik ben ’s nachts nooit wakker. Ik vind: overdag heb je licht en ’s nachts is het donker, dus wat is er te zien dan? Helemaal niks. Kun je dus net zo goed je ogen dichtdoen. Maar dromen doe ik wel, ’s nachts. Dat dan weer wél. Vannacht droomde ik over twee broers, ze noemden elkaar Jakob en Ezau. Kwam me bekend voor. In de Bijbel zijn er ook twee broers die zo heten. Misschien bedoelde ik in mijn droom dezelfde, dat zou zomaar kunnen.

Ik ken je bijna niet meer terug, zei de één. De ander begon te lachen, hij zei: ik moest ook twee keer kijken. Wat is het lang geleden dat we elkaar zagen. Heb jij het aantal jaren bijgehouden? – Niet precies, maar toen was je nog mijn even oude jonge broertje. – Ha ja, en jij mijn even oude stoere broer! – Jij kon altijd lekker koken bij mama in de keuken! – Ja, en jij was altijd buiten aan het jagen, op dieren zei je, maar volgens mij op veel meer, jij had gewoon nooit genoeg. – Weet ik, en pa was er trots op.

Jakob en Ezau zitten samen op een rots en halen herinneringen op. Het zijn herinneringen die ze niet kunnen vergeten. Dat is meestal zo met herinneringen, dat je ze niet kunt vergeten, maar soms een beetje extra éxtra. Neem nou die ruzie van toen. Ja ze hebben er allebei van geleerd, maar het was zo verschrikkelijk uit de hand gelopen dat de herinnering eraan als een virus steeds de kop opstak. Er was bijna geen medicijn tegen. Het gebeurde dat bijvoorbeeld Ezau overdag hard aan het werk was en ineens dacht hij aan zijn broer die hem stiekem uitlachte. Al dat uitsloven van hem, waar was het allemaal goed voor. Of het gebeurde dat Jakob ’s nachts wakker werd – hij dacht een inbreker te horen – en hij dacht ineens aan zijn broer die misschien nog altijd boos op hem was. Misschien niet meer witheet van woede, maar hij was niet vergeten wat er gebeurd was.

Toen ze nog als kleine jongens bij hun moeder Rivka op schoot zaten, hadden ze allebei willen weten waar ze vandaan kwamen. Rivka had gezegd: uit mijn buik. Jullie allebei, tegelijk! Maar ik was de eerste, zei Ezau, die geboren werd. Nee ik ook, zei Jakob, wij horen bij elkaar, je kunt elkaar toch ook wel gewoon vasthouden?! Welja, zei Rivka, jullie stoeiden al in mijn buik. En ik vroeg aan God: als vrienden of vijanden, zei ze lachend.

En ook daarna, ze waren altijd samen, maar ook heel verschillend. Jakob was een moeders kind, Ezau vooral de grote zoon van zijn vader. Maar het was een mooie tijd.

Maar toen op die ene dag: slaande ruzie, zo slaand als ze nog nooit hadden meegemaakt, en eigenlijk om niks.

Mag ik van jou de belangrijkste zijn, had Jakob een keer aan Ezau gevraagd. Mij best, had Ezau gezegd, mag ik dan jouw bordje soep? Wat kon het hem ook schelen. Tot ook hun vader begon te zeggen dat één van de twee de belangrijkste zou zijn, en Jakob begon te roepen: dat ben ik, mama zegt het ook, toen werd het Ezau veel te gek, hij werd helemaal woest, en Jakob maakte dat hij wegkwam. Heel veel jaren hebben ze elkaar niet meer gezien.

En nu zijn ze allebei al een beetje oud, en ze schudden hun hoofd. Dat we zo dom hebben kunnen zijn.

Nou ja, zo ongeveer heb ik het gedroomd. In de Bijbel lees je er ook over. Het gaat eigenlijk hierover: Leven en laten leven, dat moeten we allemaal leren. Jij maakt de wereld gelukkig, maar elk ander kind ook. Niemand kan gemist worden. We zijn allemaal even belangrijk. Vind je ook niet? Ik wel. Ziek of gezond, rijk of arm, oud of jong, sterk of zwak. Jullie zijn er voor elkaar. Laat je niks anders wijsmaken. Als Virus wil ik je dit graag helpen herinneren. Je hoeft er geen dank je wel voor te zeggen.

Groetjes,
Virus

PS. Wil je het oude verhaal over de ontmoeting tussen de oude broers Jakob en Ezau lezen in de Bijbel, moet je Genesis 33 opzoeken.